Deel 2
"Lokvoer is er voor om de vissen op de stek te krijgen"
— Jan Kiewiet Sportvisser
Sportvissen II.
Het voeren.
Lokvoer is er voor om de vissen op de stek te krijgen, met de bedoeling deze te vangen met het haakaas.
Ik weet dat er al veel over geschreven is, maar waar moet een lokvoer eigenlijk aan voldoen? Het moet zodanig samengesteld zijn dat de vissen een onweerstaanbare aantrekkingskracht ervaren en dus naar die plek gaan waar dat te vinden is. Kunnen vissen dan ook worden aangetrokken worden door een lekker ruikend hapje, net zoals wij en de andere landdieren? Jazeker, alleen niet op dezelfde manier.
Daarom nu eerst een stukje wetenschap:
Te beginnen bij de vissenneus.
De neusholte van vissen is compleet bekleed met reukgevoelige receptoren met een kleine 5 á 10 miljoen geurzenuwcellen. Het water stroomt de neusgaten in en voert zo stoffen langs de receptoren, waardoor de vis kan ruiken of er eten in de buurt is. Uit een wetenschappelijk onderzoek komt duidelijk naar voren dat vissen in ieder geval drie groepen stoffen heel goed kunnen waarnemen: aminozuren, galzouten en sekshormonen. Aminozuren zijn de bouwstenen van eiwitten. Het kunnen ruiken van aminozuren is dus heel nuttig voor het vinden van allerlei soorten voedsel, zowel dood als levend.
Hoe gevoelig is een vissenneus?
De gevoeligste vissenneuzen kunnen 8 nanogram aminozuur per liter ruiken. Een nanogram is gelijk aan 10−9 gr, ofwel 0,000 000 001 gram een miljardste gram. Dat zegt misschien weinig, maar het is ongeveer vergelijkbaar met het oplossen van één theelepeltje zoetigheid in een Olympisch zwembad.
Dat verschillende soorten vissen ongeveer dezelfde gevoeligheid hebben voor geurstoffen is ook wel logisch als je bedenkt dat er in alle wateren van nature geurstoffen voorkomen, zoals aminozuren uit de afbraak van eiwitten. Dat is natuurlijke achtergrondgeur, en voor aminozuren komen de concentraties in de buurt van wat de gevoeligste vissenneuzen kunnen waarnemen. Een vis met een extreem goede neus, zou dus constant ‘iets’ ruiken.
Dus een geur die overal is, is nutteloos, en een vis merkt die op een gegeven moment niet meer op. Een water met overal een beetje geurstoffen levert dus gewenning. Alleen verschillen tussen veel en weinig geur of geuren die afwijken van de rest van de omgeving worden waargenomen.
Hoe goed kunnen vissen geuren lokaliseren?
Dat blijkt vooral samen te hangen met de aanwezigheid van waterstroming. Een onderzoek met kabeljauwen die voorzien zijn van een zendertje laat zien dat ze de geur van een prooi kunnen lokaliseren op bijna zevenhonderd meter afstand, zodra ze door de geurpluim zwemmen. Het is wat dat betreft net als bij rooddieren en aaseters die op het land hun neus gebruiken om via de wind een geurspoor op te pikken.
Het geldt voor alle vissen: waterstroming creëert een geurpluim en dat geeft de houvast van een spoor in de zoektocht naar voedsel of partners. Of het nu een snoek is die de geur van dood aas oppikt, of een mannetjeskarper die de opwindende geur van paairijpe soortgenoten ruikt.
Wat vertelt het geurvermogen over het lokken van vis?
Het is altijd de vraag waar een vis precies op afkomt, en of er magische stoffen zijn, die een groot verschil maken. Onze eigen neus is daarbij niet betrouwbaar: voer dat wij heel lekker vinden ruiken, maakt op een vis waarschijnlijk weinig of geen indruk. Dat geldt ook in omgekeerde richting: voer met extra aminozuren is voor ons sowieso geurloos.
Heel veel voer en aas laat van zichzelf al een complexe mix aan geurstoffen – vooral aminozuren – vrij in het water. Het meeste voer heeft kortom al enige aantrekkingskracht, al hangt de aantrekkelijkheid ook af van de aanwezigheid van natuurlijke geurstoffen in het water, stroming en uiteraard van de vraag of een water al wordt bevist met ander lokvoer.
Onderzoek aan het geurvermogen van vissen maakt wel duidelijk wat een vissenneus kan prikkelen. Je snapt daardoor beter dat sommige witvissers van oudsher zweren bij de toevoeging van verse duivenpoep aan het lokvoer. Niet onlogisch, want in die poep zitten galzouten die veel vissen aantrekkelijk vinden. Verder staat er nog niet zoveel vast en blijft er héél véél ruimte om te experimenteren om zelf ervaring op te doen.
Bovenstaand schuin gedrukt gedeelte komt van internet en is uit het magazine “Beet” en geeft een bepaald beeld over het lokken en voeren.
De praktijk:
Maar wat kan een gemiddelde visser met dit soort informatie als die in een sportvis supermarkt staat om lokvoer te kopen. Ik persoonlijk vind het altijd erg moeilijk om een keuze te kunnen maken. Ervaringen die je opdoet in het vangen van de hoeveelheid vis tijdens de wedstrijden geven ook lang niet altijd een sluitend bewijs van een goed lokvoer. Het gebeurt nogal eens dat hetzelfde voer de ene week wel werkt en de andere week niet.
Ikzelf maak meestal gebruik van een zelf samengesteld lokvoer met als hoofdbestanddeel brood. Maar soms kan ik de verleiding niet weerstaan en koop een kant en klaar lokvoer. En als je dan langs al die soorten langsloopt met al die veelbelovende teksten erop, dan denk je toch, “ja, dit moet ik hebben om straks een goede kans van slagen te hebben”. Maar als dan de wedstrijd voorbij is en je hebt al die uren geen beet gezien, dan slaat bij mij de twijfel toch weer toe en denk ik , “men heeft mij weer aardig bij de neus genomen” en voer ik gewoon weer met mijn eigen voertje, want gewoon brood, is toch van oudsher zeer gewild bij de witvis. Nu is daar wel een kanttekening bij te plaatsen en dat geldt voornamelijk voor commerciële vijvers, want zoals in het stukje uit “Beet” ook weergeeft, over de geur die overal al is, volkomen nutteloos is.
Dat is denk ik ook wel van belang als we een wedstrijd vissen, want dan moeten we toch een lokvoer hebben dat je onderscheid van de rest om de vissen te lokken. En daar komen we dus in een ongelooflijk groot en grijs gebied terecht.
Welk voer onderscheid ons van de rest en wat trekt de vissen naar jouw stek? Moeilijk? Ik vind van wel. De praktijk heeft mij de afgelopen jaren wel geleerd dat ik het nog steeds niet echt weet, want naast het hoofdbestanddeel ‘brood’ kunnen er nog heel veel ingrediënten toegevoegd worden.
Een voorbeeld:
- Een voorbeeld:
- Basis. +/- 40 %
- Werking bevorderend. Ca. 25 %
- Bindend. Ca. 15 %
- Geurstoffen. Ca. 10 %
- Verzwarend. Ca. 5%
- Wolkend. Ca. 5%
Hoe dan ook, in de praktijk aan de waterkant is het allerbelangrijkste dat de vis wil azen. Aast de vis niet, dan kun je er in gooien wat je wil er zal niets gevangen worden.
Hoe ervaren je ook bent als visser
Hoe ervaren je ook bent als visser, het overkomt ook de besten wel eens dat de vissen slecht bijten. Alhoewel de meningen over de perfecte viscondities nogal uiteenlopen, is het wel duidelijk dat het gedrag van vissen voor een groot deel wordt bepaald door het seizoen, de weersomstandigheden en het tijdstip van de dag.
1. Een te hoge luchtdruk
De luchtdruk bepaalt het zuurstofgehalte in het water. Zit er veel zuurstof in het water? Dan zijn de vissen over het algemeen actiever. Bij een hoge luchtdruk (boven de 1010 mb) is vaak sprake van warm weer en warm water neemt slecht zuurstof op. Bij een lage luchtdruk (onder de 1000 mb) gaat het vaak waaien of regenen. Dit zorgt juist voor meer zuurstof in het water en dus voor meer kans op aanbeten.
2. Een te hoge temperatuur
In lijn met het vorige puntje kun je hete zomerdagen beter vermijden. De luchtdruk is dan hoog, het zuurstofgehalte in het water laag en de vissen zullen er de voorkeur aan geven lekker loom in het water te blijven hangen. Vissen zijn koudbloedig en zijn dus afhankelijk van de watertemperatuur. Een te hoge watertemperatuur en een te laag zuurstofgehalte kan zelfs gevaarlijk zijn voor vissen. Op warme dagen zoeken ze daarom liever verkoeling in de diepere delen van het viswater.
3. Een plotselinge verandering in windrichting
Veel vissers beweren dat een zuidwestenwind ideaal is en dat een oostenwind vermeden moet worden. Het lijkt er echter meer op dat de windrichting zelf niet zo veel uitmaakt, maar de stabiliteit ervan wel. Verandert de wind plotseling van richting? Dan verandert vaak ook de luchtdruk en het gedrag van de kleine prooidiertjes in het water. Het is lastig hier goed op in te spelen en dus zullen de vissen slecht bijten. Ga liever vissen als de windrichting al een paar dagen hetzelfde is.
TIP: Dagen met wat meer wind hebben vaak wel een positief effect op de vangsten. Zoals eerder aangegeven zorgt wind voor zuurstof in het water en dat betekent actieve vissen!
4. Te harde regen
Lichte regen is voor het zuurstofgehalte in het water wel voordelig. Ook vertroebelen de druppels het wateroppervlak – waardoor de vissen jou niet zo goed kunnen zien – en spoelen er insecten in het water.
Maar gaat het echt gieten uit de hemel? dan kun je beter naar huis gaan. Behalve dat het voor jou niet echt een pretje is, zorgt harde regen ook voor veel modder en andere zooi in het water, waardoor de vissen slecht kunnen zien en ademen en dus minder snel zullen gaan jagen.
5. Eb of vloed
Ga je vissen op zee of in een gebied dat aan het getij onderhevig is zoals in De Biesbosch? Wacht eb of vloed dan even af. Juist als het peil aan het zakken of stijgen is, en het water in beweging is, verplaatsen prooivissen zich het meest, waardoor roofvissen hun slag zullen proberen te slaan. Bij hoogtij of laagtij valt er minder te beleven in het water. Wacht dus op de tussenfases van het getij.
6. Verkeerd tijdstip
De weersomstandigheden hebben dus een grote invloed op het gedrag van vissen. Het is dan ook geen verrassing dat sommige seizoenen en tijdstippen over het algemeen betere vangsten opleveren dan andere.
- Verkeerd seizoen
Vissen zijn geen liefhebbers van hoge temperaturen, maar van hele lage temperaturen zijn ze vaak ook niet gecharmeerd. Tenzij je ergens gaat ijsvissen, kun je de winter daarom beter grotendeels overslaan.
- Verkeerd moment
Vroeg in de lente en laat in de herfst is het water behoorlijk koel, vooral in de ochtend en vroege middag. Dit zijn dan ook geen geschikte vistijden. Mik liever op de namiddag en avond, ook omdat er rond die tijd meer insecten zijn. Op warme zomerdagen vermijd je het liefst de hete middaguren. Je maakt dan de meeste kans rondom zonsopkomst en zonsondergang.
7. Verkeerde plek
Vis je op een specifieke vissoort? Hou dan rekening met de voorkeuren van de vis: in welke omstandigheden komt de soort veel voor? Waar jaagt hij op en op welke manier doet hij dat? De snoek wacht zijn prooi bijvoorbeeld graag geduldig af tussen de waterplanten, terwijl snoekbaarzen door modderige bodems woelen op zoek naar voedsel. Stem je vislocatie op die kennis af en wissel gerust van stek als de vissen toch slecht bijten.
8. Verkeerd materiaal
Omdat elke vissoort zich verschillend gedraagt, bestaan er ook verschillende vistechnieken. Zo kun je statisch en actief vissen, vliegvissen of dropshotvissen. Ga je vissen op karper? Dan doe je dat met ander materiaal dan als je vist op meerval. Ook het aas dat je gebruikt kan je afstemmen op de vissoort. Zo kun je snoek prima met een flinke plug vangen, terwijl je voor rietvoorn soms imitatie-insecten nodig hebt.
Doe onderzoek naar de vissoort en stem onder andere de volgende zaken op je ideale vangst af:
- het type hengel
- de soort lijn
- het type aas
- de sterkte van het materiaal
- de grootte van de haak en het aas
- de presentatie van het aas
- de vistechniek
Maar soms zit het gewoon niet mee. Dan heb je de ideale weersomstandigheden te pakken en de perfecte voorbereiding getroffen en wil het nog niet lukken. Vergeet dan niet om gewoon van je dag aan het water, de natuur, en misschien wel het gezelschap van vrienden te genieten! Volgende keer beter en laat je vooral niet bij de neus nemen.
"Ik hoop dat u "Deel 2" ook leuk vind en dat het u misschien helpt om meer vis te vangen"
— Jan Kiewiet Sportvisser